Mijn kleinzoon Leander, is met z’n wollen geel-blauwe muts uitzonderlijk gepassioneerd aan het voetballen op het grasveldje langs onze woonblok. Zijn vriend Eymen draagt een jeansjasje en om zijn nek zit een sjaal die er niet echt warm, maar wel duur uitziet ...
Het is vandaag een wedstrijd van man tegen man. Twee inderhaast bijgesleepte kerstbomen doen met de broodnodige verbeelding dienst als doelkader. Ik kijk naar twee jonge mannen die zich volledig hebben vastgebeten in het onbeduidende. Dit is geen vriendschappelijk potje voetbal tussen twee tieners, nee, dit is, op dit moment, het belangrijkste sportevenement sinds de bokspartij tussen Muhammad Ali en Joe Frazier. Dit gaat verder dan sport. Dit gaat om het vieren van de mannelijkheid. Die veelbesproken krankzinnige mannelijkheid.
Ik ben al sinds mijn geboorte (1966) een man, maar ik weet nog steeds niet wat een man is en wat een man precies doet. Wat maakt een man nu juist een man? Ik heb nog nooit een Alpencol beklommen of vuur gemaakt zonder hulp van een aansteker of een lucifer. Ik heb nog nooit een wild dier in een oerwoud doodgeschoten of op een slagveld gestaan met een leeg geweer in mijn handen en een foto van mijn naasten in mijn broekzak. Een man vecht. Een man vernielt. Hij bouwt op en hij breekt af. Een man gebruikt altijd zijn handen, maar eigenlijk nooit om iets mee te voelen. Zo werd het ons voorgehouden. We mochten en moesten niets voelen. Hardheid en gedrevenheid zou ongetwijfeld leiden tot grootse daden.
De jongens zijn nog steeds aan het voetballen, en ik ben van die twee mannen aan het genieten zoals ik nog nooit van twee mannen heb genoten. Dit heeft vast ook iets met mijn leeftijd te maken, want hoe ouder ik word, hoe minder angst ik voel om voor homo uitgemaakt te worden als ik iets positiefs over een andere man zeg. Ik val volstrekt niet op mannen, ik moet er zelfs niet aan denken, maar ik kan wel hun schoonheid appreciëren. Het gaat ook niet om seksuele opwinding, maar om een soort levensopwinding en waardering. Leander wint de wedstrijd, Eymen ontploft, en ik geniet van hoe mannen van alles een wereldkampioenschap kunnen maken. We maken de belangrijke dingen onbelangrijk en de onbelangrijke dingen maken we heel belangrijk, en zo maken mannen in feite dus alles belangrijk.
Leander en Eymen knuffelen elkaar. Ik vind dat mooi. Vroeger was daar absoluut geen sprake van, we gaven elkaar enkel gewoon een hand, nu knuffelen ze elkaar. Tijden veranderen. We zijn allang geen Galliërs of Romeinen meer, nee, de harnassen en helmen hebben plaatsgemaakt voor een prachtig soort kwetsbaarheid. De mannelijke dapperheid heeft plaatsgemaakt voor het simpelweg durven voelen. Misschien is dat wel wat een man een man maakt. Dus niet zijn geld, zijn vrouw, zijn auto's, zijn bijeen gevochten moed, of dat hertengewei aan de muur, maar gewoon het simpele feit dat hij de kloten aan zijn lijf heeft om voor heel eventjes verliefd te kunnen worden op een andere man.
Comments