top of page
t_high.png

Opinie: Verras ons eens in onze taal Patrick, vooraleer je ons komt vertellen hoe wij met anderen moeten samenleven.

Foto van schrijver: Dirk SelisDirk Selis


Van al mijn jaargenoten die in de jaren 90 naar de Vlaamse universiteiten vertrokken, zijn er maar weinig naar Sint-Truiden teruggekeerd.


Blijven plakken in Brussel, Gent, Antwerpen of Mechelen. Je komt ze hoogstens op Facebook nog eens tegen. Of op een zeldzame reünie. “Ach, Sint-Truiden was te klein voor mij”, hoor ik dan wel vaker. Misschien hebben ze ergens gelijk? Was ik ook niet beter vertrokken? Ik blijf in dubio. Ik heb eens de kans gehad. “Ga toch mee, wat wilt ge hier bij Vandenhove toch blijven aanmodderen”, zei Caroline Gennez me ergens in de nillies toen ze op Stevaerts bevel naar Mechelen vertrok. Maar ik stak te diep met mijn voeten in de Haspengouwse klei.

 

Te verknocht aan die kleine wereld aan de oevers van de Cicindria. Truienaren denken dan ook dat de Grote Markt en de straten errond het Manhattan van België zijn. En als ze al eens op vakantie gaan, dan liefst naar de Belgische kust. Of we gon no Mark de Grik, do is et och koozjei. We hebben ook onze eigen taal: het plat Sintruins met een eigen woordenboek. Een eigen voetbalploeg, voorlopig nog in eerste klasse. We hebben maar liefst 4 lokale nieuwssites om het reilen en zeilen van dit stadje met haar 41.000 inwoners te verslaan. Toonaangevende CEO’s zoals Trudo Carlier van De Blauwe Vogel noemen Trudo naar de stichter van de stad. Net als de pleinen, straten, sporthallen, radiostations en het ziekenhuis. Toen ik voor de krant HBVL enkele jaren geleden reacties sprokkelde van wat de Truienaren dachten over de nieuwe naam van het voetbalstadion zijnde Wasabi, kreeg ik meer dan eens te horen: “Vur wa eite ze da nè Trudo?” Kortom, we zijn even fier op onze stad dan als de Parisiens en de Florentijnen op die van hun. Geloof me, iets waar ze in Genk en Hasselt met stijgende jaloezie naar kijken. Meteen ook de reden, waarom Sint-Truiden zeer moeilijk zal fusioneren en nooit van naam zal veranderen.

 

Dus ja, ik blijf. Meer nog, je krijgt me hier met geen stokken weg. Alleen, ik ben ondertussen 50 jaar oud. Denken jonge mensen er ook nog zo over? Want de wereld is ondertussen veranderd. Ook in Sint-Truiden. Het bruisende nachtleven is nagenoeg verdwenen. De winkelstraten houden vol, maar de leegstand rukt onverbiddelijk op. Kijk omhoog in de Luikerstraat, niemand woont nog boven de winkels die ‘s avonds gesloten zijn. Nieuwe Truienaren geraken niet altijd goed geïntegreerd en sommigen van hen wentelen zich in de anonimiteit van een grootstad die Sint-Truiden niet is. De internationale georganiseerde misdaad zit ook in Sint-Truiden vertakt, vlak onder onze neus. Drugs en internationale mensenhandel is onze stad jammer genoeg niet vreemd.


Gemeenteraadslid Patrick Vanparys (Vlaams Belang), net als vele Afghanen ook bij ons aangespoeld, onderstreepte onlangs in een promofilmpje met een dik Westvlaams accent deze onmiskenbare trend. De kersverse schepen van Cultuur Katrien Bomans (WOW) wijst hem moedig terecht, maar gebruikt daarbij jammer genoeg voorbijgestreefde retoriek van de jaren 90. Dat heeft toen niet gewerkt Katrien en zal zeker anno 2025 niet werken.  

 

Laat Patrick nu maar eerst ’t Plat Sintruins leren spreken. Verras ons eens met een tussenkomst in onze taal Patrick, vooraleer je ons komt vertellen hoe wij met anderen moeten samenleven. De Diksjonèèr ligt te koop in de Standaard Boekhandel. En je hebt geluk, onze taal heeft geen woorden die beginnen met de letter H.

 
 
 

Comentarios


bottom of page