top of page
t_high.png

De wereld volgens Tony De Voeger: "Ik moet je iets vertellen over Hendrix"

Bijgewerkt op: 21 mrt



Een hoger cijfer heb ik nooit meer gekregen. Van niemand. De eerste leraar die mij echt goed begreep was Hendrix. Een beer van een mens.


Hij droeg altijd zwarte coltruien met de mouwen opgestroopt. Hendrix had gespierde armen. Armen om U tegen te zeggen. Alle meisjes uit mijn klas waren verliefd op hem. En ik denk hun moeders en grootmoeders ook.

 

Op het moment dat ik met mijn dikke teen de bodem van de puberteit aan kon raken, was hij er opeens met dat klein boekje. Ik was die dag te vroeg op school. Ik vond het fijn om vroeg te verschijnen. Op het moment dat een lokaal leeg was, was het alleen van mij. Binnenkomen kost totaal geen energie als je de eerste bent.

 

Hendrix was die dag ook vroeg. Hij zette zijn bruine leren tas op het bureau neer en pakte iets uit een zijvak. Het was een dun boek. Op de voorkant stond een kever. Hij zei dat dit boek speciaal voor mij geschreven was. Ik had nog nooit iets gelezen wat voor mij geschreven was, dus pakte ik het dunne boekje aan en stopte het in mijn boekentas, waar ik tussen twee stickers van STVV verschillende doodshoofden op had getekend.

 

Die middag kwam ik thuis. Mijn moeder vroeg hoe mijn dag was. Ik antwoordde iets als ‘verschrikkelijk saai’ en strompelde met mijn maagdelijke ziel onder de armen naar mijn kamer. Ik barricadeerde de deur en ging op bed liggen met mijn groene parkerjas nog aan. Die middag las ik over een mens die mestkever werd. Ik las over vervreemding, schuldgevoel en een gedaanteverwisseling. Ik las over een man. Verstopt onder een canapé. Bang voor de wereld. Ik las over een insect. Gepantserde rug, flinterdunne kromme poten. Een zuster en een moeder die zijn kamer leeghaalden, zodat hij vrijuit kon kruipen. De kast, de schrijftafel, het bed, alles wat hem aan zijn menselijke verleden deed denken, moest weg. Ik las over een mand met vervallen appelsienen en over hemelse gitaarmuziek. “Ben ik wel een dier als muziek mij zo ontroert?”, vroeg Mestkevermans zich af.

 

De volgende dag was ik te laat op school. Hendrix stond met een bekertje koffie en een dampende groene Michel voor de deur van het leraarslokaal. "En?”, vroeg hij. “Ik vond het geweldig meneer. Die man verandert in een mestkever, maar zijn we allemaal niet gewoon mestkevers die onze menselijkheid verzinnen? We rollen al onze problemen zo rond mogelijk en proberen de shit en de stront zo lang mogelijk voor ons uit te rollen.”

 

“En zijn ouders en zus? Wat vond je van hun manier van handelen?” “Ik veroordeel zijn ouders en zus niet. Ik kon ze begrijpen. Ze verzorgden hem tot ze de stank niet meer konden verdragen.” Hij keek me vol trots aan en gaf me met zijn vuist van staal een dreun op het zachtste gedeelte van mijn schouder. De volgende dag had ik een blauwe plek. Een hoger cijfer heb ik nooit meer gekregen. Van niemand.

 

Ik hoop dat Hendrix nog steeds lesgeeft en dat hij gisteren en vandaag heeft genoten van de eerste lentezon. Leraren zijn alles. Goede leraren zijn zoveel meer. Ze rollen kinderen zo rond mogelijk. Ze lokken een puber vanonder hun canapé vandaan. Ze steken vuurtjes aan in kinderkoppen en hopen op een uitslaande brand. Ze rollen de toekomst zo rond mogelijk. Dankzij Hendrix kreeg ik een pantser en voelsprieten. Dankzij Hendrix ontvlamde het jeugdige vuur in mezelf.


Toch is er nog iets dat blijft knagen. Op het laatst vroeg Mestkevermans zich af of hij wel een dier was, omdat de gitaarmuziek hem zo ontroerde. Ik vraag me tot op de dag van vandaag af wat Hendrix daar van vond. Ik heb het hem nooit durven vragen. Hendrix. Hij was van de kanten van Diepenbeek.


Foto: Debby Termonia

 
 
 

Comments


bottom of page