
Even wil ik protesteren, het uitschreeuwen, maar ik bezweer mijn schreeuw
Twee oude mensjes zitten samen in hun badkuip. De man sopt de vrouw in. Hij gaat met een washandje over haar rug. Ze heeft haar ogen dicht. Hij maakt een bepantsering van zeepsop voor haar. Ze is nu veilig. Ze voelt zich beschermd. En gelukkig. Als ze haar ogen weer opent, ziet ze haar ziel touwtjespringen in het badwater.
Eerder vertelde de vrouw over haar jarenlange eenzaamheid. Over een kleine pluchen teddybeer die ze van haar kleinkinderen had gekregen en over hoe die pluchen beer naast haar in bed lag. Alleen de beer wilde haar omhelzen, maar toen kwam ze hem tegen.
Een jonge vader loopt met zijn zoontje door de stad. Ze stoppen op de spoorbrug om naar de treinen te kijken. De vader praat over zijn eigen jonge jaren. Over zijn vader. En het gemis van liefde en omhelzingen. Hij praat over de eerste keer dat hij zijn zoon tegen zich aanhield en wat hij allemaal voelde. Ze lopen samen door de stad. Lange arm omlaag, korte arm omhoog. Kleine hand in grote hand. Vader en zoon. Ik voel wat hij voelt. De eerste keer dat ik samen met mijn zoon door de stad liep en zijn handje vastpakte, was hij de windvlieger die niet uit mijn hand mocht waaien. Tegenwoordig ben ik die vlieger. Zijn aanwezigheid heeft een windvlieger van mij gemaakt. Als hij naar me kijkt, zweef ik weg. Daarom grijp ik nu naar zijn hand als we door de stad lopen. Ik heb niets te zoeken boven de wolken. Hij geeft me vleugels, maar ik ben geen vliegenier.
Ik kijk naar een documentaire op televisie. Een jonge vrouw praat over die ene keer dat ze werd aangeraakt door haar turnleraar. Een onschuldige aanraking. Een nietsbetekenend contact. Maar het betekende wel alles voor haar. Door die ene aanraking voelde ze hoe lang ze niet door iemand was aangeraakt. Door die ene aanraking voelde ze zich weer gezond en levendig. Ze hoorde er weer bij. “Ik raak en word aangeraakt, dus ik leef.”
Ik denk na over alle aanrakingen die mij levendig houden. Over vroeger. Over de pasgeschoren wangen van mijn vader. Glad, nog wat nat, een beetje gloeiend. Zijn wang tegen mijn wang als we elkaar omhelsden. Aan de voeten van M. als ik wakker schrik in het holst van de nacht. Hoe ijzingwekkend de droom ook was, als ik met mijn voeten haar voeten voel, ben ik veilig. Haar voeten betekenen thuis. Aan de vingertjes van mijn kleindochter die door mijn grijze baard gaan alsof ze naar paaseieren aan het zoeken is.
Eén van de hondjes die vanonder de tafel komt gekropen om zijn kop op mijn knie te leggen. M. die de badkamerdeur opendoet, mij ziet staan en een lange haar uit mijn wenkbrauw trekt. M’n hoofdhuid die voor heel eventjes krimpt van de pijn. Even wil ik protesteren, het uitschreeuwen, maar ik bezweer mijn schreeuw.
Ik kijk naar het einde van de documentaire. Een ouder koppel zit samen in bad. Zij zeept hem in. Mooier kan ons snakken om aangeraakt te worden niet in beeld worden gebracht. Liefdevol wast zij zijn vermoeide rug. De huiden hebben heel even geen honger meer. De poriën zijn weer dicht. Hun schreeuwen is voorlopig voldaan.
Foto: Debby Termonia
Comments